Wanneer het weer gedurende meerdere dagen mooi is heeft dit vaak te maken met een geblokkeerde luchtdrukverdeling. Dit houdt in dat de normale weststroming flink vertraagd wordt en bij de meeste blokkades gesplitst wordt in twee takken. Dit kan dan leiden tot allerlei extreme weersverschijnselen, afhankelijk van waar je je in het geblokkeerde patroon bevindt. Opvallend aan blokkades zijn de mate waarin ze stabiel zijn; vaak kunnen ze meerdere dagen standhouden en in uitzonderlijke gevallen zelfs twee weken. Dit leidt ertoe dat het weer in een eenmaal geblokkeerde situatie makkelijk te voorspellen is. Er zijn verschillende soorten blokkades die hieronder worden uiteengezet.
De omegablokkade is vernoemd naar de griekse letter omega. Die heeft een gelijkende vorm; een soort hoefijzer. Een lob van hogedruk strekt zich uit in richting van de pool en wordt aan de onderzijde geflankeerd door meestal twee lagedrukgebieden. De omega blokkade is meestal de opstap naar een verdere blokkering van de stroming. Die komt dan tot stand doordat de lagedrukgebieden aan de flank onder het hoog doorlopen en daardoor een afgesnoerd hoog creeëren.
Voor een klassiek voorbeeld van een omega blokkade doet zich voor op de weerkaarten van 3 februari 1963: midden in de koudste winter van de eeuw ligt er op de oceaan een hogedrukcel met op de weerkaarten de vorm van een griekse letter omega. Omegablokkades zorgen bij meestal aan hun zuidflank voor aanvoer van continentale lucht (in het geval van 1963 ligt de cel ver weg, maar is er wel sprake van een continentale aanvoer). Een goed ontwikkelde omegablokkade kan meerdere dagen stand houden en gaat soms over in een afgesnoerd hoog, waarbij de lagedrukgebieden eromheen lopen, of het trekt zich naar zuidelijkere breedten terug, waardoor een zonalisering van het weertype plaatsvind.
Ligt de omegablokkade op een voor ons gunstige plek (Scandinavië) dan is het vaak zonnig bij een oostenwind. Bij de flankerende lagedrukgebieden is het dan relatief slecht weer. Wanneer de omegablokkade te ver weg ligt, zoals bij de weerkaart van 3 februari 1963, kunnen lagedrukgebieden ons wel bereiken en is er wel kans op neerslag.
In de Bilt was het op die 3e februari bijvoorbeeld overdag zwaarbewolkt en viel er een halve centimeter sneeuw bij een variabele wind en een maximumtemperatuur van -0,6. Het is dus niet per definitie zo dat een omegablokkade mooi weer brengt: dit is sterk afhankelijk van de plaats waar de blokkade ligt.
Bij een rex-configuratie is er op de weerkaarten sprake van een subtropische hogedrukcel die zich over een laag heen werkt. Een rex-configuratie komt vaak voor maar leidt niet altijd tot een blijvend weerpatroon. Doordat de lucht zich echter om het hoog heen verplaatst en vervolgens om het laag heenstroomt is er sprake van een soort S-patroon. Hierdoor beweegt de rex-configuratie zich relatief traag over de breedtegraad of komt zelfs geheel tot stilstand. Een rex-configuratie kan bij ons vrijwel alle weertypen veroorzaken: door het S-patroon kan de wind in principe uit elke hoek waaien en is er dus geen duidelijk weertype wat aan deze blokkade kan worden toepgeschreven.
De split-flowconfiguratie is een patroon dat ontstaat wanneer de straalstroom twee vertakking krijgt. Hierdoor lopen algedrukgebieden langs twee wegen langs een gebied waarin dan een rustig weertype heerst. Het is een patroon dat behoorlijk stabiel is doordat warmte- of koudeadvectie op de dezelfde schaal plaatsvinden (zowel door de noordelijke tak als de zuidelijke tak van de straalstroom).
Een voorbeeld van een split-flowconfiguratie is te vinden tijdens één van de ergste sneeuwstormen van de 20e eeuw: op 14 februari 1979 ontstaat een gebied ter hoogte van ijsland waar de luchtdruk relatief hoog is, waarbij er aan allebei de kanten lagedrukgebieden langs trekken. De onderlangs trekkende lagedrukgebieden leidden bij ons tot de aanvoer van continentaal polaire lucht, maar aan de zuidflank nemen ze zeer zachte lucht mee. hierdoor ontstond een actief lagedrukgebied dat ons gedurende meerdere dagen parten speelde en in het noorden een windkracht 10 bft. veroorzaakte. Hierdoor verstoof de gevallen sneeuw tot duinen van 3 meter. Zie voor meer over de winter van 1979 de weerdata van januari en februari.
Een afgesnoerd laag kan bij ons het weerbeeld vooral in de zomer flink verzieken: er bevindt zich bij een afgesnoerd laag meestal op grotere hoogte veel koude lucht, waardoor de atmosfeer onstabiel van opbouw is en dit kan aanleiding geven tot een zeer buiig weertype. Dit noemt men een zogenaamde koudeput. Een hoeveelheid koude lucht snoert zich af in de bovenlucht en kan daardoor meerdere dagen op zijn plaats blijven. Vooral in de zomer, als de hoogtestroming van west naar oost relatief minder is, kan een koudeput zich langdurig handhaven.
Evenzo bestaat het afgesnoerde hoog, al is dit meestal een grootschaliger optredend fenomeen. Afgesnoerd hoog is meestal het vervolg op een omegablokkade en is evenals het afgesnoerde laag bijzonder stabiel; het kan het in extreme gevallen twee weken volhouden. Veel van de periodes met winterweer kwamen mede tot stand door een afgesnoerd hoog. Voorbeelden zijn de koudegolf van 26 tot 3 januari 1963 of die van begin januari 1997.
Een afgesnoerde hoog kan als een soort wiel voor de algehele stroming fungeren wanneer deze zeer krachtig is. Lagedrukgebieden rouleren langs de flanken van het hogedrukgebied. Hierdoor kan het weertype bij ons bij een afgesnoerd hoog flink uiteenlopen. Wanneer het hoog zich boven Scandinavië bevindt is de kans, zoals eerder gezegd, op mooi weer en oostenwinden het grootst.